IMG_3818.jpg
Kitesurfer paal 19 eigendom justinsinner.nl.jpg
Lamsoor, de slufter 2. Eigendom justinsinner.nl.jpg
previous arrow
next arrow

Een geschiedschrijving over Badplaats De Koog

Het is haast niet voor te stellen dat De Koog ruim een eeuw geleden een dorpje was dat nog slechts bestond uit twaalf bewoonde panden en een kerk. Het ooit zo welvarende vissersdorp werd in 1559 getroffen door een overstroming en daarna nog een keer in 1570. Bij deze laatste grote ramp brak, na een zeer zware storm, de zeedijk door en spoelden zeventig Koger huizen weg. 

Door: Rein Stam

Toch was De Koog begin zeventiende eeuw in grootte nog het derde dorp van Texel met een inwonersaantal van 649 personen, maar door het verzanden van het zeegat boven het dorp werd visserij en handeldrijven vanaf het strand voor het dorp steeds moeilijker en liep het inwonersaantal sterk terug. De doodklap kreeg het dorp echter door het aanleggen van de Zanddijk in 1629 die het Naankeduin boven De Koog verbond met het eiland Eierland.

Hiermee was het lot van het welvarende vissersdorp bezegeld en trokken de meeste bewoners weg, de vissers veelal naar Den Hoorn en de rest naar Den Burg. Aan het voormalige eiland Eierland, dat na de aanleg van de Zanddijk met het ”Oude Land” verbonden was, danken we echter wel het oudst bekende en nog bestaande horeca-monument dat De Koog rijk is. Op Eierland stond een herberg: Het Eierlandse Huis. Eén van de herbergiers, Hendrick Dircks, ligt begraven op de oude begraafplaats van De Koog, waarvan de resten nog altijd te zien zijn op bungalowpark de Vogelmient. Op de grafsteen uit 1681 van Dircks staat de volgende tekst:

“Hier leydt Begrauen Hendrick Dircks Gewesen Cas-Telijn opt Eijerlandt. Sturf den 19 Januarius 1681. Salich sijn de Dooden die in Den Heer ontslapen sij rusten van Haer arbeyt hun wercken volgen haer nae”. Eronder staat: “Hier Leyt Machtelt van Voorthuysen. Gewesen Huysvrou van Casteleyn. Sturf den 16 September 1681”.

Na de verzanding en aanleg van de Zanddijk verlieten de vissers en handelslui massaal het duindorp en de meeste huizen vervielen en verdwenen in de loop der jaren. Het enige ijkpunt was en bleef de kerk die we nu nog steeds aanmerken als het “enige monument” dat De Koog rijk is, zoals op deze prent uit 1796 te zien is.

In 1810 telde De Koog nog dertig huizen maar het merendeel van die optrekjes mocht de naam woning niet hebben. Alles verkeerde in een zeer bouwvallige staat. Het dieptepunt was het einde van de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw met twaalf bewoonde panden. Het dorp werd bewoond door boeren en strandjutters. Er was helemaal niets, alleen veel armoe. In tegenstelling tot andere dorpen op Texel was er geen veldwachter, brandweer, vereniging, zelfs geen hulppostkantoor of veldwachter. Met zo weinig inwoners was dat ook niet echt nodig. Het was een wonder dat het dorp een eigen school had. Pas na 1886 toen er een grindweg werd aangelegd vanaf Den Burg tot aan het eind van De Koog (het ontstaan van de Dorpsstraat dus eigenlijk, zie foto uit 1916) kwam het dorp wat uit zijn isolement.

 

Het eerste initiatief

Bovenstaande foto geeft een beeld van hoe het dorp er begin twintigste eeuw uitzag. Des te opmerkelijker was het dat er toch een man was die het eind negentiende eeuw aandurfde om bovenop de duinenrij voor de Noordzee een badpaviljoen te bouwen en een paar jaar later een andere Texelse ondernemer de moed had er vlak naast een heus Badhotel te bouwen voor de schoorvoetend verschijnende “badgasten en feugeltjeskiekers” zoals de toeristen toen genoemd werden door de argwanend toekijkende Texelaars. Het nu zo bloeiende toeristendorp is dus meer dan schatplichtig aan deze ondernemers die een vooruitziende blik bleken te hebben. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er een aantal jaren eerder al een plan was ingediend om een badpaviljoen te bouwen op bijna dezelfde plek. Heldere geesten waren tot de conclusie gekomen dat het schone Noordzeewater voor de Koger kust een verkwikkende en gezonde invloed zou hebben op mensen, die mede door de goede veerverbinding tussen het vasteland en Texel, de weg naar De Koog mogelijk zouden vinden. In maart 1889 belegde de fa. Koning & Co, het deurwaarders- en scheepsagentkantoor van Pieter Cornelis Koning een bijeenkomst waar plannen en een tekening voor een paviljoen ter tafel kwamen met een begroting van f.1100,- . Het paviljoen op de tekening leek op “Concordia”, de lokaliteit die op de Hogeberg bij ‘het Bossie” voor de nodige ontspanning zorgde voor volwassenen en kinderen die daar een deel van hun schaarse vrije tijd doorbrachten. Een naam voor het paviljoen werd op de bijeenkomst ook al bekend gemaakt: “Noordzeebad-De Koog-Texel”. Een comité van aanbeveling was er ook al snel. Hierin zaten burgemeester Kooij, dokter Stam en Joh. Eelman. Belangstellenden konden op het project inschrijven door middel van het kopen van aandelen van f.25,.-. Nauwelijks een half jaar later hadden 44 personen toegezegd een aandeel te zullen kopen, waarmee de beoogde bouwkosten al waren gedekt. Na het overlijden van initiatiefnemer P.C. Koning in 1892 werd niets meer van het snode plan vernomen.

Badpaviljoen

Vier jaar later kwam er op dezelfde plek als in het eerste plan beoogd was toch iets moois tot stand. Het paviljoen dat in 1896 op de duinenrij aan de Noordzeekust voor De Koog verrees was een bedenksel van de makelaar Jan H. Moojen, geen horecaman maar iemand die wel een goede neus had voor geld verdienen. Hij fungeerde als rentmeester voor diverse grootgrondbezitters in Eierland, was hypotheekverschaffer, sloot pachtcontracten en verzekeringen en was ook nog vice-consul van België en consulair agent van Denemarken. Blijkbaar was het geïsoleerde leven als eilandbewoner geen beletsel voor dit soort internationale functies. Ook was hij secretaris-penningmeester van de Reddingmaatschappij, in die tijd een hooggewaardeerde functie. Moojen gaf zijn Badpaviljoen wel een prachtige naam: “De Eerste Texelsche Bad- en Schapenmelk Kuurinrichting” en dacht wellicht dat met een indrukwekkende naam het succes wel zou komen. De naam had meer pretentie dan de inrichting: Het Paviljoen was een bouwwerk van één verdieping, simpel van opzet met een eenvoudige café-inrichting.

Op 9 augustus 1896 was de feestelijke opening met een stemmig muziekje van het fanfarecorps dat na de openingswoorden van Moojen het Wilhelmus inzette. Er was speciaal voor de opening een feestlied gecomponeerd waarvan het refrein, onder begeleiding van de fanfare, luid werd meegezongen door de aanwezigen:

“Een nieuwe dag, een schone dag, brak aan voor Texel’s grond

Thans werd alom het feit verteld aan uwer duinen rand

Is ’t badhuis in gebruik gesteld, een sieraad voor het strand”

Vervolgens ging men, de fanfare volgend, in optocht naar het strand om daar met open monden het vertier te aanschouwen dat door Moojen was georganiseerd om de bezoekers te vermaken en het strandleven te veraangenamen. Strandstoelen, ezeltjes, een pony, een roeiboot en men kon zelfs een kort tochtje maken met een zeilbootje. Ook waren er badwagens die voortgetrokken werden door ezels, waarin de dames zich konden verkleden. Die wagentjes reden vervolgens naar de zee zodat de dames in de beslotenheid van de kar konden baden, ongezien door de andere badgasten, want het was natuurlijk wel pas 1896.

Moojen liet niets aan het toeval over. Enkele weken na de opening werd er op het strand voor het paviljoen een demonstratie met de reddingboot gegeven, waarbij het natuurlijk wel goed uitkwam dat Moojen zelf bestuurslid was van diezelfde Reddingmaatschappij. Tijdens de demonstratie ontstond een opstootje toen een Duitse dame het niet zo nauw nam met de toen geldende zedelijke voorschriften. Zij bleef tijdens het baden niet in de badwagen maar verliet in badkleding de koets om zich spontaan in de golven te storten en rond te spartelen. Ja, zelfs eind negentiende eeuw zorgden de Duitse badgasten al voor opschudding.

 

 

Niet alleen de Texelse Courant was enthousiast over dit initiatief en sprak de hoop uit dat “deze poging naar wens moge slagen”, ook de Telegraaf deed bericht van de ontwikkelingen in de nieuwe Texelse badplaats: “Dankzij de badinrichting wordt een druk bezoek verwacht. Immers, de zee is nabij Texel uitstekend geschikt tot baden en de golvende graanakkers en de groende weiden van Texel zijn beroemd”.

Het paviljoen voorzag in een groeiende behoefte maar bleek door het succes al snel te eenvoudig en te klein. Ook stond het te dicht bij zee met als gevolg dat de “Schapenmelk-Kuurinrichting” rond 1900 naar een iets meer richting De Koog gelegen duin werd verplaatst.

Die Geschichte von De Koog
Badplaats De Koog war einst ein wohlhabendes Fischerdorf, das durch Sturmfluten im 16. Jahrhundert zerstört wurde. Die Einwohnerzahl sank, und die Fischerei wurde unmöglich. Die Wende kam Ende des 19. Jahrhunderts mit dem Bau eines Badepavillons, der den Tourismus einleitete. 1896 eröffnete Jan H. Moojen die erste Badeeinrichtung, die schnell wuchs. Die touristische Entwicklung setzte sich fort, und De Koog wurde zum beliebten Urlaubsziel. Heute verdankt das Dorf seinen Erfolg diesen frühen Unternehmern mit Weitblick.

The history of De Koog
Badplaats De Koog was once a prosperous fishing village but was devastated by storm surges in the 16th century. The population declined as fishing became impossible. Change came in the late 19th century with the construction of a bath pavilion, marking the start of tourism. In 1896, Jan H. Moojen opened the first bathing facility, which quickly grew. Tourism continued to develop, transforming De Koog into a popular holiday destination. The village owes its success to these visionary entrepreneurs.

Leuk om te lezen!